546 29 NOVEMBER 1922. De heer HORNIX vraagt, wat de oorzaak is, dat deze zaak eerst thans wordt behandeld, terwijl de rekening over 1919 al is afgesloten. Mevrouw NEVE-REINTJES is als voorstandster van huis- houdonderwijs vóór het toekennen der subsidie. Spr. gelooft, dat de besturen de aanvraag bijtijds genoeg hebben inge diend. Zij wisten wel, dat de gemeente niet verplicht is deze subsidie te verleenen, doch zij hadden gehoopt, dat aan hun verzoek zou worden voldaan. Spr. wil althans voor een deel daaraan tegemoet komen. De heer HAALMAN zegt, dat de late behandeling van deze zaak noch de schuld is van de huishoudscholen, noch die van Burgemeester en Wethouders. De Minister heeft indertijd gezegd te willen bijbetalen, evenwel zonder zijn bijdrage afhankelijk te stellen van steun van Provincie en Gemeente. Eerst op het einde van het vorig jaar of in het begin van dit jaar hebben de Provinciale Staten besloten een tegemoetkoming over 1919 en 1920 te verleenen onder uitdrukkelijke voorwaarde, dat de gemeente zulks ook doet. Spr. vindt, dat wij in deze de billijkheid moeten betrachten. Wij hebben die subsidie over 1920 gegeven, dan moeten wij het over 1919 ook doen. Spr. zou dus gaarne zien, dat de gevraagde subsidie alsnog werd toegekendhij kan geen afdoend argument daartegen vinden. De VOORZITTER zegt, dat men uit het prae-advies heeft kunnen opmaken, dat de lange duur is te wijten aan het verkrijgen van juiste cijfers. Voorts herinnert spr. aan het geen op dit gebied voorafging. De Minister heeft zich indertijd bereid verklaard aan de bijzondere nijverheidsonderwijsin- richtingen een extra-bijdrage van 50 van de verhooging der salarissen te willen toekennen, aan de gemeentelijke ambachtsscholen echter niet, tenzij de gemeente zulks ook doet. Burgemeester en Wethouders hebben zich toen tegen die regeling verzet en zouden deze gedragslijn willen hand-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 546