ii DECEMBER 1922. 575 onderzoek te moeten instellen. De ambtenaren, die de notulen hebben samengesteld, beweerden eenparig, dat, zooals het door den heer Bog mans gesprokene in de ontwerp-notulen is weergegeven, het ook inderdaad door deze is gezegd. In het College is de kwestie eveneens besproken en ook daar heerschte de meening, dat de woorden van den heer Bogmans juist waren genotuleerd. Bovendien is de heer Bogmans niet terstond opgekomen tegen spr.'s opmerking, welke geen zin zou hebben gehad, indien de heer Bogmans inderdaad had gezegd, hetgeen hij thans beweert. De heer BOGMANS zegt toen te verbluft te zijn geweest om direct daartegen op te komen. Spr. betreurt het, dat de Voorzitter het onderzoek niet wat verder heeft uitge strekt, n.l. tot degenen, die om hem heen zijn gezeten zij althans hebben gehoord, dat het door hem gesprokene niet in overeenstemming is met hetgeen hem door de notulen in den mond wordt gelegd. Hij handhaaft derhalve zijn voorstel tot wijziging dier notulen op dit punt. De VOORZITTER vraagt of dit voorstel ondersteund wordt. Zulks niet het geval zijnde, kan dit voorstel geen punt van overweging uitmaken en worden de notulen van het verhandelde in de vergadering van 28 Sept. j.l. met inachtneming van de eerstgenoemde wijzi ging van den heer Bogmans, alsmede van de wij zigingen, in de vergadering van 27 October 1.1. voor gesteld door de heeren Clement en Oostvogels, goedgekeurd en vastgesteld. Alsnu stelt de VOORZITTER aan de orde: 1. Besluiten van de Gedeputeerde Staten van Noord- Brabant, als a. in dato 22 November 1922, G. no. 46, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 27 October j.l.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 575