I J. 13 FEBRUARI 1922. 57 d. Onderwijzers van bijzondere lagere scholen. 1. C. P a s, 2. mej. B. A. M. J a n s e n. e. Overige meerderjarige inwoners. 1. F. Hohmann, 2. mr. Th. B o r r e t. De heer HAALMAN deelt namens zijn fractie mede, dat zij zich niet met deze aanbeveling kan vereenigen. Spr. heeft de vorige maal, toen het voorstel tot uitbreiding der com missie van toezicht werd behandeld, toegegeven, dat de samensteling dier commissie niet juist was en zich bereid verklaard te willen mede werken, opdat elke partij daarin naar behooren vertegenwoordigd zoude zijn. Spr. heeft toen niet kunnen vermoeden, dat Burgemeester en Wethouders met een voordracht zouden komen van 10 Roomsch Katho lieken, tengevolge waarvan de commissie met een vijftal Katholieke leden zou worden uitgebreid. Spr. meent destijds te kennen te hebben gegeven, dat zijn fractie bereid was mede te werken aan de benoeming van 4 Katholieken, waar door het aantal dier leden van 9 op 15 zou worden gebracht en de Katholieke partij dan volgens spr. behoorlijk in de commissie vertegenwoordigd zou zijn. Wanneer spr.'s fractie aanspraak maakt op 2 van de 15 zetels, dan is dat geen overdreven eisch. Deze voordracht voldoet inderdaad niet aan redelijke eischen, spr. geeft daarom in overweging dit voorstel aan Burgemeester en Wethouders te renvoyeeren en hun te verzoeken een andere aanbeveling in te dienen, waarbij met de bescheiden wenschen van spr.'s fractie reke ning wordt gehouden. De VOORZITTER constateert, dat hier de Raad door den heer Haaiman wordt gesteld voor de vraag, of het juist is, dat nog 5 leden van den Roomsch Katholieken godsdienst aan de commissie worden toegevoegd. De geschie-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 57