58
13 FEBRUARI 1922.
denis van deze zaak releveerende, herinnert spr. er aan, dat
het aanvankelijk de bedoeling van het college was, de com
missie samengesteld te zien uit 7 Katholieke en 3 niet-
Katholieke leden. Burgemeester en Wethouders hadden
daarmede een breed standpunt ingenomen. Desniettemin
was sommigen dit standpunt nog niet breed genoeg, hetgeen
bleek uit de noodlottige stemming, welke tot de onbillijke
uitkomst heeft geleid, dat 5 Katholieken en 5 niet-Katho-
lieken in de commissie zitting kregen. Toen zich daarop
weldra een vacature voordeed, hebben Burgemeester en Wet
houders gemeend, die fout te moeten herstellen. Zij hebben
toen ter wille van den heer Haaiman een oplossing van
deze penibele kwestie trachten te vinden door middel van
uitbreiding der commissie, waarbij dan de begane onbillijk
heid hersteld zou kunnen worden. Nu zou men zoo denken,
wanneer iemand tevreden kan zijn met deze oplossing dan
is het de heer Haaiman; hij zit in de Commissie en hij
blijft er in. Doch neen, dat is nog niet voldoende 's heeren
H a a 1 m a n s partij eischt thans twee zetels voor zich op,
terwijl voorheen nauwelijks één candidaat was te vinden.
Indien deze voordracht wordt aanvaard, zal de commissie
bestaan uit 10 Katholieke en 5 niet-Katholieke leden,
derhalve zal het aantal niet-Katholieke leden 1/s deel der
commissie uitmaken. Vast staat evenwel, dat slechts \/6 deel
der Bredasche bevolking niet-Katholiek is, zoodat dan in
ruime mate rekening is gehouden met de godsdienstige ge
aardheid der burgerij. Als echter de heer Haaiman nu
er koek te snijden valt weder een grooter stuk wil hebben,
dan kunnen wij wel aan den gang blijven en komen nooit
tot een oplossing.
De heer CERUTTI kan zich niet herinneren, dat de heer
Haaiman, toen hier tot uitbreiding van de commissie
is besloten, daarbij de reserve heeft gemaakt, dat in dat
geval zijn partij met 2 zetels in de commissie vertegenwoor
digd zou moeten zijn. Spr. is indertijd de eerste geweest