ii DECEMBER 1922. 599 stond hier een danstent, welke op één avond f 520,aan entrées ontving en daarvan geen cent stedelijke belasting behoefde af te dragen terwijl de te dezer stede gevestigde amusementsbedrijven onder zware lasten gebukt gaan. Ten slotte doet spr. een beroep op den kunstzin van den Voor zitter ten einde te geraken tot een verlaging van deze be lasting. De heer CERUTT.I is van meening, dat, als men van het standpunt uitgaat, dat de belasting op de openbare verma kelijkheden een vrijwillige is, b.v. de grondbelasting dit ook is, want men behoeft geen grond te bezitten. Ieder toch heeft z. i. recht op een gepaste ontspanning. Het geven van hoogere kunst stuit af op de te hooge belastinghet is oorzaak geworden, dat Mengelberg en het Boheemsch strijkkwartet hier niet meer komen. De VOORZITTER zegt, dat zulks ten aanzien van het Mengelberg-concert niet juist is. Wat het Boheemsch strijk kwartet betreft, is het moeilijk uit te maken of dit de reden is van zijn wegblijven. Spr. merkt op, dat het bioscoopbezoek gedurende de laatste jaren niet is verminderd. Blijkens de inkomsten uit de belasting is het in 1922 nog toegenomen. De vraag is hoeveel concurrentie is er in het vak Het aantal bioscopen is ook toegenomen. In dit licht gezien schijnt de belasting niet onredelijk te zijn. De heer HAALMAN wijst er op, dat door zijn indertijd aangenomen motie, de financieele bezwaren, verbonden aan het geven van goede kunst, ondervangen kunnen worden door onder bijzondere omstandigheden daarvoor subsidie te verleenen. Spr. hoopt, dat daaraan verder gevolg zal worden gegeven. De VOORZITTER deelt mede, dat juist hedenmorgen een dergelijk verzoek is ingekomen, hetwelk door het College onderzocht wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 599