ii DECEMBER 1922.
603
om deze bepalingen voor het eene deel der stad niet en
voor het andere wel van toepassing te doen zijn.
De heer FEBER verbaast er zich ten zeerste over, dat,
nu deze ontwerp-verordening ten derde male wordt behan
deld, men telkens weer met nieuwe elementen komt aan
dragen. Het is op die manier wel heel moeilijk voor het College
om het den Raad naar den zin te maken. Spr. geeft dan ook
in overweging om maar van de geheele verordening af te zien.
De heer HORNIX begrijpt niet, dat het College tegen de
door den heer C e r u 11 i gemaakte aanmerkingen is. Het
is toch heel billijk om bij de rioolbelasting de huurwaarde
van het pand in aanmerking te nemen.
De VOORZITTER zegt, de door den heer C e r u 11 i ge
maakte aanmerkingen niet direct onredelijk te vinden, doch
als men zooveel uit de verordening licht, levert het over
blijvende misschien niet eens de perceptiekosten op. Spr.
vraagt, of het voorstel van den heer C e r u 11 i gesteund
wordt. Daar zulks het geval blijkt te zijn, geeft spr. in over
weging, de verdere behandeling van dit punt aan te houden
tot een volgende vergadering. Den heer C e r u 11 i noodigt spr.
uit, een nota in te zenden, waarin precies omschreven wordt
wat deze wel en wat hij niet in de verordening wenscht opge
nomen te zien. Daaromtrent kan dan tijdig geadviseerd worden.
De heer CERUTTI acht zich daartoe niet verplicht. Spr.
maakt eenvoudig van zijn recht als raadslid gebruik om aan
merkingen te maken op het voorstel van Burgemeester en
Wethouders en eventueel amendementen daarop in te dienen.
Hij is van oordeel, dat er nog genoeg zaken overblijven, die
als belasting-object dienst kunnen doen.
De VOORZITTER zegt, dat de zaak nader onderzocht
zal worden.
Daarop wordt besloten, de verdere behandeling van
dit punt aan te houden tot een volgende vergadering.