ii DECEMBER 1922.
607
„Gedeputeerde Staten U namens den Minister uit tot intrek-
„king van bedoeld raadsbesluit over te gaan.
„Naar aanleiding hiervan hebben wij de eer U voor te stellen
a. „in te trekken het raadsbesluit van 29 December 1921,
„om den heer L. P. K r i e n s, voormalig directeur
„van het opgeheven stedelijk muziekkorps, tot 1 Juli
„1922 in het genot te laten van zijn tegenwoordig
„salaris, en de begrooting van uitgaven der gemeente
„voor het dienstjaar 1922 te wijzigen overeenkomstig
„het hierbijgevoegd ontwerp-besluit.
b. „aan den heer L. P. K r i e n s eervol ontslag te verleenen
„als directeur van het opgeheven stedelijk muziekkorps,
„met dankbetuiging voor de bewezen diensten, en met
„bepaling, dat dit ontslag gerekend wordt te zijn
„ingegaan op 1 Januari 1922."
De heer HORN1X zegt het volgende
De zaak K r i e n s is er weer en wanneer deze thans voor
den 5en keer hier ter tafel komt, dan geschiedt zulks onge
twijfeld omdat er een rustelooze kracht werkzaam was en is,
die het eenmaal genomen besluit van den Raad wenscht te
niet te doen.
Toen voor eenige maanden de Raad uitgenoodigd werd
door Ged. Staten om op zijn besluit terug te komen, bleef
de Raad op zijn standpunt staan. Nu zou men verwacht
hebben, dat Ged. Staten daarna de goedkeuring aan het besluit
onthouden zouden hebben, maar neen, toen de beslissing
van dat College viel, bleek, dat ook zij daarmee accoord
gingen.
Maar de rustelooze kracht bleef doorwerken en zoo zagen
we, dat een beroep gedaan werd op H.M. de Koningin, om
vernietiging van het besluit te verkrijgen.
In plaats echter dat we nu te hooren krijgen de beslissing
van H.M. zien we ongeveer hetzelfde gebeuren als bij de
behandeling door Ged. Staten. Nu mengt de Minister zich
op een eigenaardige manier in de zaak en zegt tot onzen