6io ii DECEMBER 1912. gewend, teneinde verwerping van het raadsbesluit te verkrijgen, hebben daarmee te kennen gegeven iets voor de financieele belangen der gemeente te gevoelen. Zulks stemt tot ver heugenis. De heer MEIJVIS verklaart tot op het laatste moment voor het indiensthouden van den heer Kriens tot 1 Juli 1922 te zijn geweest. Spr. durft het echter op een vernietiging van het desbetreffend raadsbesluit niet te laten aankomen, wegens de consequenties daaraan verbonden, en zal derhalve voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. Hij is evenwel van oordeel, dat Burgemeester en Wethouders met deze marteling van een oud-ambtenaar een zeer slechte daad hebben begaan. De VOORZITTER Van een marteling onzerzijds is hier geen sprake. De heer MEIJVIS Dan toch van een lijdensgeschiedenis. Alsnu komt in stemming het voorstel van Burge meester en Wethouders om het raadsbesluit van 29 December 1921, tot uitbetaling van een half jaar wedde aan den voormaligen directeur van het opgeheven stedelijk muziekkorps, in te trekken, hetwelk wordt aangenomen met 17 tegen 3 stemmen. Voor: mevrouw N e v e-R e i n t j e s en de heeren Haai man, Kluft, van Zweden, Cohen, Cerutti, Me ij vis, K o r t e w e g, B o g m a n s, L o o m a n s, L ij d s m a n, Feber, van Groenendael, Moll, Clement, Martens en Schrauwen. Tegen: de heeren Oostvogels, van Dijk en Hornix. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om den heer Kriens met ingang van 1 Januari 1922

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 610