ii DECEMBER 1922.
623
de heer Haaiman, getuige zijn uitvoerige rede wel degelijk
op de hoogte te zijn. Spr. merkt voorts op, dat, hoewel de
memorie van toelichting den leden een week vóór het afdee-
lingsonderzoek heeft bereikt, de eigenlijke begrooting met
de bij-begrootingen reeds eerder was toegezonden, zoodat
daardoor de studietijd in zijn geheel ongeveer twee weken
beloopteen tijdruimte, welke spr. voldoende acht.
De heer HAALMAN merkt nog op, dat er meer stukken
te bestudeeren vallen dan alleen de gemeente begrooting,
o.a. de nota betreffende den financieelen toestand der gemeente,
bij begrootingen enz. Ook kan men de gemeente-begrooting
eerst bestudeeren als men de memorie van toelichting erbij
heeft. Spr. blijft bij zijn meening, dat daarvoor een studietijd
van 6 dagen veel te kort is. Blijft men erbij, het afdeelings-
onderzoek op den bepaalden datum te doen aanvangen, dan
zal het gevolg daarvan zijn, dat de discussiën bij de behan
deling der begrooting in den Raad aanmerkelijk zullen
worden gerekt.
De heer CERUTTI is van meening, dat deze kwestie niet
in een openbare raadsvergadering thuis behoortde Raad
heeft in deze geen zeggenschap. De heer Haaiman deed
dan ook beter daaromtrent overleg te plegen met zijn afdeeling.
De heer HAALMAN zegt, den Voorzitter van zijn
afdeeling geraadpleegd te hebben, doch deze durfde op eigen
gelegenheid geen beslissing te nemen.
De heer MEIJVIS is dezelfde meening toegedaan als de
heer Haaiman. Wanneer zelfs de heer Haaiman geen
voldoenden tijd van voorbereiding heeft, hoe moeten de arbei
dersafgevaardigden die overdag moeten werken het
dan wel maken
De VOORZITTER is van oordeel, dat het een zaak is,
welke de Voorzitters der afdeelingen aangaat.