646 23 DECEMBER 1922. Indien de raad niet besluit tot uitvoering van het plan, door Burgemeester en Wethouders voorgesteld, moet de vraag rijzen, of de eisch, om de ambtswoning te betrekken, niet zou moeten vervallen en den directeur billijkheidshalve behoort te worden toegestaan, om zelf eene woning te kiezen. Dan zou de ambtswoning bestemd kunnen worden b.v. voor den bloemist der beplantingen. Deze regeling zou echter niet in het belang der gemeente zijn. Het voorstel van Burge meester en Wethouders verdient daarom alle aanbeveling. De heer Waals heeft wel zonder klagen altijd daar gewoond, maar vond de woning eigenlijk ook niet, zooals ze zijn moest. Voor hem was het echter destijds al eene heele verbetering, wijl hij te voren in den watertoren woonde, welke nu eene werkmanswoning is. Spreker meent dan ook het voorstel van Burgemeester en Wethouders krachtig te moeten aanbevelen. De heer COHEN kan zich volkomen vereenigen met de zienswijze van den heer Kluft. Wel verklaart de directeur zich bereid eene rente te vergoeden van 6 a 7 °/0, doch dit zal voor hem geen bezwaar zijn, omdat hij wellicht eenig kapitaal bezit. Als er later echter een opvolger komt, die geen vermogen bezit, zal deze niet in staat zijn om zoo'n hooge huur te betalen. De heer KORTEWEG wijst erop, dat de directeur, toen hij solliciteerde, wist, wat er gebeuren zou. Hij wist, dat hij bij eventueele benoeming die woning zou moeten betrekken. Dat hij geen recht heeft op vergrooting van de woning bewijst wel zijn verklaring, dat hij de rente van de verbouwingskosten wil vergoeden. De gemeente mag echter van dezen ambtenaar niet vergen, dat hij eene woning betrekt, die niet aan rede lijke eischen voldoet. Inderdaad is de woning te klein. Volgens het tweede plan komt er echter nog een kamer bij. Dat kost de gemeente reeds f3500.en daarmede wordt aan billijke eischen tegemoet gekomen. Spreker betwist de zienswijze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 646