23 DECEMBER 1922. 649 De VOORZITTER herinnert eraan, dat dit voorstel in de vorige vergadering is aangehouden op verzoek van den heer Bogman s, die het wenschelijk achtte, dat de zaak nog eens in de tramcommissie behandeld werd. De heer BOGMANS zegt, dat hij na de verkregen inlich tingen in de tramcommissie en nu gebleken is, dat een der lokalen zal worden ingericht voor schaftlokaal voor de con ducteurs, zich wel met het plan vereenigen kan. De heer FEBER verklaart, zich niet te kunnen vereenigen met den bouw van een kantoor voor den Directeur. Thans wordt het kantoor gehouden in den Beijerd. De gemeente trekt daar huur van, hetgeen dan zal ophouden. Spreker vindt het ook onpractisch, dat men het kantoor van een gemeentelijk bedrijf gaat vestigen buiten het grondgebied der gemeente. Wel is de opmerking gemaakt, dat de direc teur zooveel mogelijk in de onmiddellijke nabijheid van het bedrijf moet zijn, doch het eigenlijke bedrijf is langs den weg. Het werk van den directeur, dat hij op het kantoor verricht, bestaat in hoofdzaak uit administratie en nu staat het vrijwel gelijk, of hij dit doet in den Beijerd dan wel in een lokaal bij de tramremise. Wijl het hier een uitgaaf betreft, die niet strikt noodzakelijk is, zal spreker er tegen stemmen. De heer LIJDSMAN acht het voor den goeden gang van het bedrijf veel beter, dat de directeur in de onmiddellijke nabijheid van het bedrijf zijne administratie voert. De VOORZITTER wijst erop, dat in de tramcommissie noch financieele, noch praktische bezwaren tegen het voorstel zijn geuit. Weliswaar betaalt het bedrijf eenige huur aan de gemeente voor de lokalen in den Beijerd, doch deze zullen gemakkelijk voor andere doeleinden benut kunnen worden. Het valt niet te ontkennen, dat het gewenscht is, dat de directeur kantoor houdt in de onmiddellijke nabijheid van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 649