23 DECEMBER 1922. de tramremise, waardoor hij ook toezicht kan uitoefenen op de geregelde verzorging van de paarden en op den staldienst. Ofschoon de paardentractie is verpacht, moet toch gezorgd worden, dat de dienst geregeld loopt en de trams op tijd zijn. Ook het gebouw zelf komt nu onder voortdurende controle en de directeur komt vanzelf veel meer in aan raking met de conducteurs en den controleur dan vroeger. Het bezwaar, dat het kantoor buiten de gemeente gevestigd wordt, is van weinig beteekenis, omdat er heel weinig men- schen zijn, die den directeur over tramaangelegenheden komen spreken. De heer FEBFR meent, dat al wat gunstig en wenschelijk is, daarom nog niet noodzakelijk kan genoemd worden. De VOORZITTER gelooft, dat het voor het bedrijf op den duur ook voordeeliger zal zijn, als het kantoor daar gevestigd wordt. De heer KORTEWEG wijst erop, dat de directeur, als hij naar en van zijn kantoor gaat, vanzelf langs de lijn komt en alsdan daarop controle kan uitoefenen. De kwestie van huurderving acht spreker niet van eenig belang. De VOORZITTER zegt, dat de Burgerwacht gevoeglijk in den Beijerd kan worden ondergebracht en dat ook de directeur van oordeel is, dat het belang der gemeente eischt, dat het kantoor bij de tramremise komt. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt alsnu zonder hoofdelijke stemming aange nomen. De heer FEBER verzoekt aanteekening, dat hij tegen het voorstel is. 23. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij, ingevolge art. 9 van de verordening G, regelende het geldelijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 650