682 29 DECEMBER 1922. gehandhaafd kon worden, achtte Uwe vergadering van 30 Juni 1921 het gewenscht voor alle bedrijven, welke onder het werkliedenreglement zouden vallen, de 45-urige werkweek in te voeren. Thans staat de sindsdien gewijzigde Arbeidswet voor de eerstbedoelde bedrijven den 48-urigen arbeidstijd toe (voor sommige categorieën werklieden zelfs een beduidend langeren werktijd, bijvoorbeeld voor de arbeiders in continu bedrijf 54 uur per week). Om de hierboven uiteengezette redenen komt het ons gewenscht voor, deze verruiming van den Arbeidstijd ook voor de gemeentelijke takken van dienst te aanvaarden en tot wederinvoering van de 48-urige werk week over te gaan. Eenerzijds wordt hierdoor een niet onbe langrijke bezuiniging verkregen, terwijl anderzijds door een langeren werktijd van een half uur per dag de taak van den werkman niet noemenswaard verzwaard en het gezinsleven geen nadeel toegebracht wordt. Wij zijn dan ook overtuigd, dat geen enkel deugdelijk argument de invoering der 48-urige werkweek in den weg kan staan. Wij geven U derhalve in overweging, het werklieden reglement en de daarbij behoorende bijzondere voorschriften te wijzigen, zooais op bijlage 1 is aangegeven. Het is gewenscht, dat deze wijzigingen in werking treden op 1 Januari 1923. Toelichting op voorstel 2 (afschaffing vacantietoeslag). Zooals U bekend is wordt deze toeslag, welke 50% van één weekloon bedraagt, slechts toegekend aan de vaste werk lieden in dienst der gemeente. Alle andere werklieden en eveneens de ambtenaren zijn derhalve niet in het genot van dezen toeslag. Door deze groepen is dan ook herhaaldelijk verzocht ook voor een dergelijken toeslag in aanmerking te komen. In de huidige tijdsomstandigheden mag aan een algemeene invoering echter in het geheel niet worden gedacht. Aange zien de meerderheid van ons College bovendien geen motieven aanwezig acht om in deze tijden den toeslag, welke de vaste

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 682