29 DECEMBER 1922. 689 In een der afdeelingen had een der leden meer van de gemeente verwacht ten opzichte van den woningbouw. Aangedrongen werd op het doen van stappen bij de regeering tot het verkrijgen van de Kazerneterreinen voor woningbouw. Gewezen werd op de wenschelijkheid van een kamp voor woonwagens. Meerdere leden wenschten te geraken tot de oprichting van een Volksbadhuis, waarvoor een flinke post op de begrooting gevraagd werd. Van het thans bestaande bad huisje wordt een gretig gebruik gemaakt, zoodat men meende, dat een flink badhuis in een groote behoefte zal voorzien. Zoolang dit er nog niet is, behoort van gemeentewege de gelegenheid te worden geopend, tot het nemen van kuipbaden. Gevraagd werd om deskundig toezicht bij de volkszwem plaats, hetgeen thans niet het geval is. De aandacht werd gevestigd op het wenschelijke van het doen spuien van singels en grachten. Door een der leden werd de finantiëele toestand der gemeente niet verontrustend geacht, al zal een zuinig beheer gewenscht zijn. Wat de bekwaamheid betreft, waarmede dit beheer gevoerd wordt, meende dit lid te mogen zeggen, dat dit bij den betrokken wethouder in goede handen is. Hij meende evenwel, dat het streven naar bezuiniging niet alleen bestaat bij Burgemeester en Wethouders, doch bij den geheelen Raad. De vraag is volgens hem maar, waarop bezuinigd moet worden. Z.i. niet op uitgaven rakende de sociale taak der gemeente. Ook door loondruk behoort vol gens dit lid door de gemeente niet het voorbeeld te worden gegeven. Als een finantiëel lek gestopt moet worden, dan behoort de geheele burgerij daaraan deel te nemen en zou het minder passend zijn in de eerste plaats het minst draag krachtig deel der bevolking dit te laten doen. Eigenaardig doet in dit verband aan het schrijven van Gedeputeerde Staten, den raadsleden juist voor het behandelen der be grooting toegezonden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 689