68 13 FEBRUARI 1922. de heer Korteweg heeft opgemerkt is misschien volko men juist. Wanneer in de omliggende gemeenten van de zelfde Vereeniging scholen verrijzen, zal wellicht deze uit breiding niet noodig zijn dit moge waar zijn, doch dan getuigt zulks van een leemte in de wet. De gemeente heeft zich slechts af te vragen voldoet de aanvraag aan de ver- eischten bij de wet gesteld, zoo ja, dan moet daaraan binnen 3 maanden worden voldaan. Bij weigering zou de Vereeni ging in beroep kunnen gaan en wij zouden dan beslist onze medewerking moeten verleenen. Ons rest dus niets anders, dan aan de aanvraag te voldoen. De VOORZITTER is van meening, dat de heer Haai man de zaak in het juiste licht heeft geplaatst. Bovendien heeft men hier te doen met een van ouds bekende school, die reeds lang den ernst van haar streven naar uitbreiding heqft getoond door woningen aan te koopen het geldt hier dan ook een serieus plan. Afgezien van het wettelijk beroep, gelooft spr. niet, dat wij met onze medewerking moeten wachten tot de school in Ginneken en in Princenhage fili alen heeft opgericht. Als de Raad dit voorstel aanneemt, zal omtrent de verdere plannen door het schoolbestuur met Burgemeester en Wethouders overleg worden gepleegd. De heer KORTEWEG zegt, dat men toch zal moeten toegeven, dat in deze, gelden uit de gemeentekas zullen moeten worden genomen ten behoeve van kinderen, die buiten de gemeente woonachtig zijn. Wij kunnen dat om zeilen door af te wachten, wat in Ginneken geschiedtdit kan een kwestie van een half jaar zijn. Men moet niet ver geten, dat, als het aantal leerlingen hier vermindert, de ge meente met de lasten blijft zitten. Spr. handhaaft zijn voor stel tot uitstel der beslissing. De heer HORNIX vraagt of Burgemeester en Wethouders in een onderhoud met het schoolbestuur niet eens op de bezwaren van den heer Korteweg zouden kunnen wijzen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 68