698 29 DECEMBER 1922. in de memorie van antwoord ook wij wijzen dit verwijt af, omdat wij overtuigd zijn in deze goed gehandeld te hebben, zoowel in 't belang der werkloozen als in 't belang der gemeente Breda. De heer CERUTTI vindt het aantal raadsvergaderingen in den loop van het jaar gehouden te geringspr. dringt op uit uitbreiding daarvan in de toekomst aan. Wat de rond vraag betreft, acht spr. het gewenscht niet allerlei futiliteiten daarbij ter sprake te brengen, doch afschaffing van dat insti tuut vindt hij uit den booze, daar het vaak kan gebeuren, dat het gemeentebelang bij een spoedig ter sprake brengen van een zaak in den Raad gebaat is. Voorts klaagt spr. over het late verschijnen der gemeentebegrooting zulks geschiedt al heel lang. Spr. heeft een statistiek opgemaakt, waaruit blijkt, dat in 1913 de begrooting werd behandeld op 20 Dec. 1914 28 Dec.; 1915 10 Dec.; 1916 29 Dec. i9i7 22 Dec. 1918 27 Dec.; 1919 30 Dec.; 1920 30 Dec.1921 29 Dec. en 1922 00k 29 Dec. Dit wekt te meer bevreemding daar in groote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht een vroegtijdiger behandeling wel kan plaats hebben. De groote fout schuilt in de te late indiening, daardoor moet al het overige, haast je, rep je gebeuren. Waarom kan dat niet vroeger De bedrijven worden immers al in Juni aangespoord om hunne begrooting voor het volgend dienstjaar in te dienen. Vervolgens spreekt hij de hoop uit, dat een regeling van de rechtspositie der gemeente-ambtenaren spoedig tot stand komedeze zitten er als het ware naar te snakken. Ten slotte bepleit spr. de wenschelijkheid eener paardentramver binding met Princenhage. Het is nu al 9 maanden geleden, dat de Directeur van de Zuid-Nederlandsche Stoomtramweg- Maatschappij een desbetreffende concessie-aanvraag tot de gemeente heeft gericht. Spr. dringt in deze op bespoedi ging aan. De heer OOSTVOGELS zegt aanvankelijk niet van plan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 698