29 DECEMBER 1922. 703 reiding was. In dit verband vestigt spreker de aandacht op productieve werken als het ophoogen van den Terheijdensche- weg en het bouwrijp maken voor woningbouw van gronden in den Belcrumpolder. Vervolgens wijst spreker op den verouderden toestand van het Burgerlijk Armbestuur. Hij zou, met het oog op het belang van de gemeente en de armlastigen in het algemeen, dit College willen uitbreiden met het arbeiderselement en dient een daartoe strekkende motie in, luidende als volgt „De Raad besluit tot uitbreiding van het Burgerlijk Arm bestuur met vier leden, behoorende tot de verschillende „vakcentralen." Spr. betreurt het, dat Burgemeester en Wethouders geen terrein hebben kunnen vinden, hetwelk als kamp voor woon wagens kan worden ingericht. In aanmerking nemende het gevaar voor ziekten en besmetting meent spr., dat met eenigen goeden wil toch wel een hoekje zal zijn te vinden. Er zijn bovendien gezinnen bij, die vroeger altijd in huizen hebben gewoond en thans verstoken zijn van licht, water en closetten. Wat het spuien van de singels betreft, bevreemdt het spr., dat dit trots alle verzoeken niet is gebeurd. Spr. vraagt om te trachten alsnog gedaan te krijgen, dat zulks zoo spoedig mogelijk geschiedt. De heer KORTEWEG kan zich met de hulde aan het beleid van Burgemeester en Wethouders gebracht niet geheel vereenigen. Voor een behoorlijke bestudeering van de be grooting is de tijd te kort geweest, doordat de stukken te laat in het bezit der raadsleden kwamen. Tot bestrijding van de werkloosheid had veel meer kunnen worden gedaan; met het bouwen van woningen moet men nu ten slotte blijven wachten op de goedkeuring der Regeering, terwijl het zoo hard noodig is, dat er werk verschaft wordt. Wat den woningnood aangaat, is het spr. niet bekend, dat er eenig militair terrein voor den bouw van noodwoningen is aan-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 703