29 DECEMBER 1922.
gevraagdzijn motie ter zake is niet uitgevoerd. De oprich
ting van een volksbadhuis stuit nog op financieele bezwaren.
Spr is echter van meening, dat, al is daaraan schade voor
de gemeente verbonden, het toch noodig is ertoe over te
gaan. Indertijd heeft spr. een gebouw midden in de stad
aangewezen, dat met weinig kosten zeer geschikt voor bad
huis had kunnen worden ingericht.
Mevrouw NEVE-REINTJES is het eens met haar partij
genoot M e ij v i s, dat er veel te weinig is gedaan om den
woningnood te lenigen. Spr. wil nog meer noodwoningen
hebben, maar dan niet zonder achter-uitgang, zooals aan den
Achterom. Voorts wijst spr. er op, dat er hier geen voldoende
gelegenheid tot baden is. Reeds verleden jaar heette het,
dat er een plan voor den bouw van een badhuis klaar lag.
Naar spr. vernam, heeft de Directeur der Lichtbedrijven
bezwaar gemaakt tegen de oprichting van een badhuis op
het pleintje vóór zijn woning spr. zou dat echter juist een
geschikte plaats vinden, omdat zij dichtbij verschillende
fabrieken gelegen is. Zij dringt er ten sterkste op aan, het
daarheen te leiden, dat nog dezen zomer een badhuis in
gebruik kan worden genomen en dient de volgende motie in
,,De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit, dat
„zij komen met plannen tot het oprichten van een badhuis,
„hetwelk dezen zomer in gebruik kan worden genomen."
De heer HAALMAN houdt de volgende rede
Mijnheer de Voorzitter.
Gaarne wil ik gebruik maken van de gelegenheid om ook
bij de behandeling van deze begrooting algemeene beschou
wingen te houden.
Het spijt mij te moeten aanvangen met te zeggen, dat de
wijze waarop de behandeling van deze begrooting den Raad
wordt afgedwongen mij ten zeerste heeft ontstemd. Uit het
Centraal Rapport blijkt, dat het een algemeene wensch van
den Raad was om de begrooting ditmaal gezien den