29 DECEMBER 1922. een zeer goed beeld geeft van den stand van zaken op fianncieël gebied en acht dan ook deze nota van zoo'n groot belang, dat ik gemeend heb, deze te moeten maken tot eerste en voornaamste punt van deze begrootingsrede. Na een grondige bestudeering zal men niet anders kunnen con- cludeeren, dan dat de financiëele toestand onzer gemeente kerngezond is en dat gerust kan worden gezegd, dat iedere bewering als zou Breda er financiëel slecht voorstaan ten eenenmale ongegrond en onjuist is. Zeer zeker mag dit geen aanleiding geven om in dezen tijd van malaise en te ver wachten mindere opbrengst der voornaamste middelen, het laat-maar-waaien systeem toe te passen, maar zal het integen deel geboden zijn een voorzichtig financiëel beleid te voeren en een politiek van bezuiniging, waartoe ook ik gaarne zal medewerken. Ongetwijfeld zal er verschil van meening bestaan over de wijze waarop moet worden bezuinigd en de zaken, waarop die bezuiniging zal moeten worden toegepast, maar ik ben het eens met die leden, die volgens het Centraal Rapport van meening waren, dat door de bezuiniging niet mogen worden in gevaar gebracht de groote sociale belangen, waarvoor de gemeente in dezen tijd heeft te waken. Mijnheer de Voorzitter, wat nu de gevoerde politiek betreft ten opzichte van de batige sloten over den gewonen dienst over de jaren 1920 en 1921, ook daarover kan men van meening verschillen. Mij wil het echter voorkomen, dat het de meeste aanbeveling verdient hen, die tot die batige sloten hebben bijgedragen, ook daarvan het meest te doen profiteeren. En dit doel bereikt men toch alleen dan, wanneer men zijn batig saldo op de naaste begrooting overbrengt. Nu is een door mij in de afdeeling gehouden betoog niet geheel juist weer gegeven. Ik bedoel het door mij opgeworpen denkbeeld om op deze begrooting bij de inkomsten onder Hoofdstuk I, art. 2, een post te brengen van f 100.000.zijnde een gedeelte van het vermoedelijk batig slot over de gewone middelen, dienst 1922. Mijn becijfering en de daarbij behoo- rende toelichting waren aldus. Bij het voorstel tot terugbe-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 707