29 DECEMBER 1922. 713 waarop tegen dezen Raad is uitgepakt. Zeer zeker en ik veroorloof mij die opmerking zijn er aanmerkingen te maken, maar ik laat onmiddellijk daarop volgen: zouden zij die zoo spraken en schreven, wanneer zij hier waren gezeten, het beter doen. Hebben zij, die zelfs hier hadden kunnen zitten en dat is toch wel de juiste plaats voor eventueele critiek daarvoor niet hartelijk bedankt Zij missen toch zeker het allereerste recht van spreken. En is het geen schande, dat deze stoel hier naast mij sinds December 1920, dus in twee jaar tijd, slechts éénmaal bezet is geweest? Is dat dan het ware behartigen van de belangen der gemeente? Aan die zijde heeft men toch zeker alle recht op critiek ten eenenmale verloren. Niet onvermakelijk is, dat men een scheiding gemaakt heeft tusschen de bokken en de schapen. Slechts 1/i van ons is waardig hier te zetelen en de rest is minderwaardig; het zijn nullen en jabroers. Wiens hart popelde hier niet van verlangen om te weten of hij tot de uitverkorenen behoorde Zegt de Bijbel nietvelen zijn ge roepen, maar weinigen uitverkoren De Bredasche Courant heeft verluchting in de gemoederen gebracht door mede te deelen, dat de heeren Cerutti, Hornix en Korte- w e g tot die 1/4 behoorden en later heeft ons geacht medelid, de heer Oostvogels, het vijftal volgemaakt. Wie erkent niet de groote autoriteit op dit gebied van den heer Oost vogels, die op het slappe koord der gemeentepolitiek zulke geweldige evoluties maakt, dat hij vandaag Herodes en Pilatus, morgen Alva en overmorgen Jan „Fabrikus" in onzen Raad ten tooneele voert. En, o sancta simplicitas, de heer Oostvogels heeft zich zelf ook niet tot' het beroemde vijftal gerekend. Hij heeft de heeren F e b e r en L ij d s- man er bij ingedeeld. Oostvogelius locuta, causa finita. Tegen zoo'n vonnis is geen hooger beroep mogelijk en, zij het met beklemd hart, ik moet mezelf rekenen tot de s/4. Mijn heer de Voorzitter, ik zal daarin berusten en zeggen, telkens als ik mij hier neerzet, in fraai kerklatijn de woorden, welke de heer Oostvogels ook wel eens sprak: Dominus non

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 713