7i4 29 DECEMBER 1922. sum dignus. Maar, Mijnheer de Voorzitter, niettegenstaande ik thans openlijk aan den schandpaal genageld sta, als behoo- rende tot de minderwaardigen, ben ik zoo vrij hier ten overstaan van geheel Bredaden geheelen Raad en allen, die critiek op hem uitgeoefend hebben, uit te dagen tot een vergelijkend examen omtrent de kennis van het gemeente- beheer in al zijn onderdeelen voor een daartoe bevoegde commissie. Ik ben benieuwd, wie van de dames of heeren dezen thans door mij in het strijdperk geworpen handschoen zal oprapen. Vervolgens kom ik tot iets anders. Mij is de bijzondere eer te beurt gevallen, dat in het Centraal Rapport een apart hoofdstuk aan mij is gewijd. Ik zou het daarom zeer onbe leefd vinden, wanneer ik niet als eene, zij het dan geringe, contra-prestatie, daaraan een passage mijner beschouwingen zou wijden. Mijnheer de Voorzitter, men critiseert mijn houding, door dien ik het mijn plicht achtte, mijn raadszetel te blijven be zetten. Ben ik goed ingelicht, dan heeft korten tijd geleden de sociaal-democraat van Werkhooven in een vergadering ronduit verklaard, dat hij en zijn vriend Gruijs'er alles op hadden gezet om mij uit de partij te dringen en dat zij beiden daarvoor zelfs een reis naar Amsterdam maakten, om daartoe de hulp van het partij-bestuur in te roepen. Wanneer ik dan, na gedurende twee jaren op alle mogelijke manieren geplaagd en gesard te zijn, er eindelijk den brui van geef en verklaar niet meer in het organisatorisch verband van de S. D. A. P. te kunnen blijven, dan komt men bovendien met groote brutaliteit mijn zetel opeischen, dan deug ik niet meer, ben geen sociaal-democraat meer en men gebruikt dan als graad meter het feit, dat ik tegen de steunregeling voor de werk- loozen welke dat feitelijk niet eens was stemde. Mijnheer de Voorzitter, ik erken, dat ik niet ben en ook nimmer geweest ben een sociaal-democraat zooals zoo velen, die naar ik maar al te goed weet zelfs niet in staat zijn van dat woord een behoorlijke definitie te geven. Ik heb nimmer behoord tot

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 714