29 December 1922 j/7$ (Voortzetting.) Tegenwoordig mevrouw J. M. NEVE-REINTJES en de heeren C. VAN ZWEDEN, A. W. OOSTVOGELS, P. HAAL- MAN, F. F. X. CERUTTI, W. J. H. FEBER, J. LIJDSMAN, C. J. KLUFT, J. M. MEIJVIS, TH. J. A. VAN DIJK, C. TH. BOGMANS, M. W. MARTENS, A. J. M. CLEMENT, H. J. MOLL, W. J. A. LOOMANS, A. SCHRAUWEN en B. COHEN. Afwezig de heeren N. J. H. VAN GROENENDAEL, H. J. H. HORNIX en A. C. KORTEWEG. Eén vacature. Voorzitter de heer mr. dr. W. A. G. VAN SONSBEECK, burgemeester. Secretaris de heer H. H. JONKERGOUW. De VOORZITTER heropent de geschorste vergadering en stelt aan de orde de verdere behandeling der gemeente-be- grooting voor het dienstjaar 1923. De heer FEBER houdt de volgende rede Mijnheer de Voorzitter. Het was mij aangenaam uit het Centraal-Rapport over de laatste begrooting in deze zittings periode eene periode, die, wat de gemeente-financiën betreft, vergeleken bij vorige perioden, toch zeker aan Bur gemeester en Wethouders niet de minste eischen aan beleid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 719