29 DECEMBER 1922.
725
maal verheugde belastingbetalers willen zien, door eene
terugbetaling over 1922 van 30% van den hoofdelijken om
slag. Het zal wel overbodig zijn er op te wijzen, dat in het
algemeen terugbetaling van belasting dient te worden ver
meden en dat, gezien ook de administratieve beslommerin
gen, welke zij medebrengt, er naar dient gestreefd den ver
menigvuldigingsfactor zoo nauwkeurig mogelijk vast te stellen,
waardoor terugbetaling of navordering kan worden voorko
men. Of het tegenwoordig stelsel dit altijd mogelijk zal
maken, daarop durf ik geen bevestigend antwoord te geven.
De heer M e ij v i s vindt in hetgeen ik zooeven heb mede
gedeeld omtrent de steunverleening, het antwoord op zijn
vraag, wat ik de vorige maal heb bedoeld, toen ik mij, bij
de behandeling dezer zaak, voorbehield daarop bij de be-
grootingsdebatten terug te komen.
En ten slotte, Mijnheer de Voorzitter, nog een enkel
woord over de opmerkingen van den heer Haaiman.
In het antwoord op het Centraal Rapport hebben Burge
meester en Wethouders bereids antwoord op diens opmer
kingen gegeven en de cijfers door dezen spreker dezen
middag genoemd, geven mij geen aanleiding om, op dit
moment althans, wijziging te brengen in het voor hoofde
lijken omslag benoodigd bedrag. Men mag toch niet vergeten,
dat op dit oogenblik nog zoo weinig zekers is te zeggen
van de uitkomsten van het dienstjaar 1922. Eerst op 30 Juni
a.s. sluit dit dienstjaar. Er is nog niets bekend van de
teruggaaf van belasting uit hoofde van reclames als anders
zins, van kwade posten, ja zelfs velen hebben hun aanslag
biljet nog niet eens ontvangen. Laat ons rustig wachten tot
half April, dan zal althans iets meer bekend zijn over het
verloop van het dienstjaar 1922 en laat ons dan, bij de
vaststelling van den vermenigvuldigingsfactor, alle daarop
van invloed zijnde factoren nog eens ernstig onder het oog zien.
De heer Haaiman kan gerust zijn, wij zullen de burgerij
heusch niet meer belasting laten betalen dan door omstan
digheden wordt geboden.