13 FEBRUARI 1922. Spr. meent echter wel de reden te kunnen bevroeden die tot dit zonderling gedrag heeft geleidde heeren hebben vermoedelijk van zekere zijde een reprimande gekregen, om dat zij zoo in de kaart van de socialisten hebben gespeeld. Maar, vraagt spr. zich af, mag dit een aanleiding zijn om op deze wijze het aanzien van den Raad te verlagen Spr. noemt de handelwijze van deze heeren kinderspel. Er is duidelijk van te voren uiteengezet, dat afstemming van het prae-advies van Burgemeester en Wethouders aanneming van het voorstel-H a a 1 m a n tengevolge zou hebben Het is immers altijd zoo, dat, wanneer een afwijzend prae-advies op een voorstel wordt afgestemd, het voorstel daarmede wordt geacht te zijn aangenomen. Bovendien is het hier duidelijk gezegd. Spr. is zelf tegen het voorstel-H a a 1 m a n, doch hij zal dit verzoek niet steunen. De heeren hebben, ordinair uitgedrukt, hun derrière gebrand, nu moeten zij maar op de blaren zitten De heer KORTEWEG verklaart, dat hij in de vorige ver gadering aanvankelijk van plan was voor het prae-advies van Burgemeester en Wethouders te stemmen, in den loop van het debat echter kwam men uit den hoek met de behoef- tigen, die het nog wel zoo hard noodig hadden als de werk- loozen. Daar voelde spr. ook veel voor, vandaar dat hij ten slotte tegen het prae-advies heeft gestemd. Bij den heer Clement lag reeds een motie gereed om degenen, die minder dan f 14 per week verdienen, te helpen. De heer HAALMAN zal zich beperken tot de zaak, waar om het hier gaat. Spr. wijst in dit verband op een precedent, dat zich hier in Februari 1920 heeft voorgedaan. In de vol tallige raadsvergadering van 3 Februari 1920 werd nl. een voorstel tot wijziging van art. 19 der algemeene politie-ver- ordening verworpen met 12 tegen 9 stemmen, toen daarop werd gezegd, dat het Carnaval daarmede in eere was hersteld, verklaarden eenige leden niet begrepen te hebben, waarover

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 72