29 DECEMBER 1922.
735
den Raad onsympathiek hebben aangedaan. Om zijn aan
blijven te rechtvaardigen beroept hij er zich op nog altijd
sociaal-democraat te zijn, doch uit al zijn handelingen is
het tegendeel gebleken. De heer Haaiman heeft dan ook
voor het lidmaatschap van de S.D.A.P. bedankt om de eer
aan zich te houden hij zou anders geroyeerd zijn geworden.
Ten slotte zegt spr., dat, mocht de heer Haaiman ooit
wethouder worden, spr. en zijn partijgenooten dit een ramp
voor Breda zouden achten.
De heer KLUFT deelt mede, dat hem is verzocht te ver
klaren, dat in het bewuste artikel in de Bredasche Courant
van gisteravond niet alle ambtenaren ten Stadhuize bedoeld
werden, doch slechts één.
De heer MEIJVIS verwacht, dat in de praktijk weinig
van het idée-F e b e r zal terecht komende werkgevers zullen
geen inzage in de boeken geven. Spr. acht daarom werk
verschaffing en steunverleening het eenige redmiddel. In
zake het georganiseerd overleg kan spr. het standpunt van
Wethouder Moll deelen. Hij hoopt, dat het systeem-W i e r-
dels hier nog eens werkelijkheid wordt. Ten opzichte van
de steunregeling kan spr. het echter niet met den heer
Moll eens worden. Deze doet het voorkomen alsof er in
de 3 maanden, dat de steunverleening stil gestaan heeft,
geen armoede is geleden. De meerderheid, waarmede het
voorstel tot beëindiging van de steunregeling indertijd in
de commissie voor de werkloosheidsverzekering is aangeno
men bestond uit de stem van den heer Moll, welke den
doorslag gaf, want de uitslag der stemming was 2 tegen 2.
Het aantal werkloozen was op dat moment niet zoo groot,
dus had het bedrag aan uitkeeringen niet zooveel behoeven
te zijn. Toen kort daarop de werkloosheid steeds toenam, is
er toch armoede geleden. We hadden de steunregeling dan
ook in stand moeten houden. De heer Moll heeft verder
gezegd, dat de steunregeling te Breda zeker zoo goed is als
in plaatsen waar spr.'s partijgenooten wethouder zijn. Spr.