736 29 DECEMBER 1922. verzoekt den heer Moll die plaatsen te noemen hij is er zeker van, dat deze zulks niet kan. Ook heeft de heer Mo 11 met geen woord gerept over den toestand, waarin het Bur gerlijk Armbestuur verkeert, hoewel de werkloozen daar toch bij moeten terecht komen als er geen steunregeling meer is, want hoogstwaarschijnlijk wordt deze bij de geringste ver mindering van het aantal werkloozen weer stop gezet. Ten slotte zegt spr. in de verlenging van den arbeidstijd niet alleen een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden te zien, doch ook een verlaging van de loonen. De VOORZITTER geeft in overweging, de motie-Me ij vis, betreffende de samenstelling van het Burgerlijk Armbestuur, te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies de Raad kan daaromtrent op het oogenblik nog geen meening hebben. De heer MEIJVIS heeft daartegen bezwaar. Spr. heeft verleden jaar een dergelijke motie ingediend en later niets meer daarvan vernomen. Hij vreest, dat deze motie, wanneer zij niet direct in behandeling komt, den zelfden weg opgaat. De VOORZITTER Dan moet u een spoedige behandeling verzoeken. De heer MEIJVIS Als ik er dan op rekenen kan, dat het beslist gebeurt. De VOORZITTERWij zullen de zaak zeer gaarne in overweging nemen, doch op het oogenblik is zij nog niet rijp voor behandeling. Alsnu wordt besloten de motie-M e ij v i s, betref fende de samenstelling van het Burgerlijk Armbestuur, te stellen in handen van Burgemeester en Wethou ders om prae-advies. De VOORZITTER stelt voor, de motie-M e ij vis, inzake het instellen van een wachtgeldregeling voor de gemeente-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 736