2g DECEMBER 1922.
739
eerlijkheid gebood mij, den billijken eisch om één zetel van
de 10 in die commissie te doen bezetten door een sociaal
democraat, den Raad te adviseeren om in dien geest te
handelen en den heer Haaiman, die door zijn partij als
zoodanig werd aangewezen, te kiezen.
De Raad heeft overeenkomstig mijn advies gehandeld en
de heer Haaiman werd gekozen.
Toen nu onlangs de heer Haaiman die als leider
en lid van de S.D.A.P. indertijd gekozen was tot lid van
genoemde commissie aan de beurt van aftreding was,
heb ik den heer Haaiman onder het oog gebracht, dat
hij. opgehouden hebbende deel uit te maken van de S.D.A.P.,
het recht miste nog langer zitting te blijven nemen in die
commissie. En nu komt de heer Haaiman op de meest
hatelijke wijze hier verkondigen, dat wij daarom gemeene
zaak zouden maken met zijn vroegere partijgenooten. De
heer H a a 1 m an, die zich vanmiddag weder candidaat stelde
tegen het volgende jaar, tracht nu al stemmen te winnen.
Iedereen heeft zijn gebreken en eigenaardigheden, maar de
heer Haaiman heeft zich dezen middag van zijn ongun
stigste zijde doen kennen. Geestelooze tirades waren schering
en inslag. IJdelheid en een groote mate van brutaliteit heeft
de heer Haaiman aan den dag gelegd. Want is het geen
brutaliteit, gekozen onder de vlag van het socialisme en dus
de beginselen van die partij omhelzende, na die partij on
trouw te zijn geworden en den rug te hebben toegekeerd,
toch zich vast te blijven klampen aan zijn zetel niet alleen,
maar bovendien zijn vroegere partijgenooten nu voor te
stellen als onbenulligen en nietswaardigen. Neen, mijnheer
Haaiman, mannen van karakter handelen anders.
Waarom stelde de heer Haaiman zijn zetel in de Pro
vinciale Staten wèl ter beschikking
De heer Haaiman heeft straks de pers onderhanden
genomen over artikelen, die getuigden van minachting voor
de raadsleden. Maar zoolang de heer Haaiman voortgaat
zijn medeleden op de meest zoutelooze wijze te hekelen en