744 29 DECEMBER 1922. sympathiek als de heer Moll maar men is van de veronder stelling uitgegaan, dat de wethouder van sociale aangelegen heden in die zaken beter thuis zal zijn, dan de wethouder van openbare werken. De heer FEBERWaarom deze opmerking nu eerst gemaakt De VOORZITTER zegt, dat aan het College deze aange legenheid niet ontgaan is. Het voorzitterschap der commissie van overleg is evenwel in overleg met den wethouder van sociale aangelegenheden dusdanig geregeld, omdat tegen zijn aanwijzing bezwaren bestonden, welke ook door hem werden erkend. Waarom zou nu de wethouder der bedrijven daarvoor niet geschikt zijn Spr. heeft met genoegen vernomen, dat aan de bewuste alinea geen critiek op het beleid van dien wethouder ten grondslag ligt. De heer SCHRAUWEN wil de bewuste slot-alinea van zijn motie laten vervallen. De VOORZITTER Dan hebben Burgemeester en Wet houders tegen die motie geen bezwaar. Spr. merkt nog op, dat de weg om tot dat werkelijk georganiseerd overleg te geraken, daarin niet wordt aangegeven. De heer LIJDSMAN kan zich met de motie-Neve inzake de oprichting van een volksbadhuis wel vereenigen. Het plan ligt gereed. Het is nog maar alleen een kwestie van plaats. Burgemeester en Wethouders zullen ter zake diligent zijn. De VOORZITTER geeft mevrouw N e v e in overweging, na deze toezegging hare motie in te trekken. Mevrouw NEVE-REINTJES trekt hierop hare motie in. De VOORZITTER vraagt den heer Meijvis, of deze zijn motie in zake de rechtpositie der gemeente-ambtenaren handhaaft.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 744