74
13 FEBRUARI 1922.
De heer OOSTVOGELS zegt van de heeren Schrau-
wen en Clement te kunnen begrijpen, dat zij, hoewel
tegen het prae-advies gestemd hebbende, met dit verzoek zijn
gekomen, daar zij gedurende het debat te kennen hadden
gegeven het voorstel-H aalman te willen verwerpen indien
daarin niet de behoeftigen werden opgenomen. Het gedrag
van den heer Korteweg kan spr. echter niet vatten.
Deze heeft zijn houding trachten te verdedigen, door zich
te beroepen op zijn wil om de armsten der armen, die niet
in het voorstel-H a a 1 m a n waren opgenomen, te helpen.
Spr. weet zich echter nog heel goed te herinneren, dat de
heer Korteweg hier de vorige maal heeft verklaard voor
het voorstel-H aalman te zullen stemmen, nadat hem uit
de stukken gebleken was, dat de „uitgetrokkenen" een z.i.
te geringe uitkeering kregen om in hun levensbehoeften te
voorzien.
Ten slotte zegt spr. het eens te zijn met de opvatting
van den heer Haaiman, dat een eeuwenoud volksfeest
als het Carnaval door eenzelfde misverstand als de onder
havige kwestie voor Breda is verloren gegaan. Hoewel spr.
den vorigen keer voor het prae-advies van Burgemeester en
Wethouders heeft gestemd, zal hij thans tegen het voorstel-
L o o m a n s c.s. stemmen.
De heer MOLL wil even zijn licht over deze kwestie laten
schijnen. Zijns inziens is de verwarring in het debat, ontstaan
doordat sommigen het voorstel-H a a 1 m a n wilden verruimen
door toevoeging van andere categorieën, hiervan oorzaak
geworden. De heer Haaiman heeft toen een oogenblik
geaarzeld om zijn voorstel te wijzigen, doch heeft dit ten
slotte in zijn oorspronkelijken vorm gehandhaafd. Al degenen,
die tegen het prae-advies van Burgemeester en Wethouders
gestemd hebben, hadden daarmee nog niet de bedoeling
het voorstel-H a a 1 m a n te doen aannemen. De stemming
was dientengevolge niet zuiver. Wanneer het voorstel-Haal-
man het eerst in stemming was gebracht, dan zou het
resultaat anders zijn uitgevallen.