29 DECEMBER 1922. 7SS beginsel niet juist. Er zijn bovendien verschillende raads leden, die in tal van commissiën zitting hebben; bij elkaar hebben zij misschien wel een 60-tal vergaderingen per jaar. Spr. geeft dan ook in overweging, niet op het voorstel in te gaan. De heer FEBER zegt, dat, hoewel de cijfers door den heer C e r u 11 i genoemd juist zijn, zulks niet gezegd kan worden van de voorstelling, welke deze aan deze zaak geeft. De werkzaamheden aan het wethoudersambt verbonden zijn niet meer dezelfde als in die dagen; zij zijn sindsdien zeer toegenomen. De heer CERUTTI erkent, dat voor de wethouders de werkzaamheden omvangrijker zijn geworden, doch dit geldt evenzeer voor de raadsleden. De heer OOSTVOGELS is sedert verleden jaar absoluut nog niet van meening veranderd. Spr. beschouwt het pre- sentie-geld niet als loon, doch als een tegemoetkoming voor gedane moeite. Het verheugt hem, dat er van verschillende zijden drang wordt uitgeoefend om het presentie-geld te verlagen. Spr. heeft zich, zoo dikwerf er van loonsverlaging sprake is, afgevraagdMoeten wij als raadsleden niet het voorbeeld geven? Ook verwacht spr,, dat door dit voorbeeld de ambtenaren zich zullen matigen bij het opmaken van declaraties. Het vorig jaar heeft spr., toen hij dit onderwerp aanroerde, ten antwoord gekregen, dat een hoogere autori teit het presentie-geld bepaalt; zal het antwoord ditmaal hetzelfde zijn? De VOORZITTER Als U den Raad voorstelt te besluiten het presentie-geld op f 5 te bepalen, dan krijgt U hetzelfde antwoord. Maar, U kunt voorstellen, Gedeputeerde Staten te verzoeken het bedrag op f 5 vast te stellen. De heer OOSTVOGELS wil een zoodanig voorstel doen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 755