29 DECEMBER 1922.
Ook wenschten deze leden een speciaal woord van waar
deering te spreken over het werk der recherche, waarover de
Rechtbank steeds haar groote tevredenheid heeft betuigd.
Een der leden zou gaarne zien, dat aan alle agenten van
politie toestemming werd verleend om aan den zwemcursus
deel te nemen.
Antwoord:
Met genoegen nam de Burgemeester kennis van de woorden
van waardeering voor het optreden der politie in het alge
meen, meer in het bijzonder van de verkeerspolitie, en voor
de werkzaamheid der recherche.
Hetgeen ten aanzien van het optreden der politie bij het
constateeren van nachtarbeid door bakkers in het verslag
wordt opgemerkt, zal in die waardeering geen wijziging be
hoeven te brengen, tenzij in daarvoor gunstigen zin.
De twee gevallen waarop in het Centraal Rapport wordt
gedoeld zijn daarin vrij juist weergegeven. Een der genoemde
overtredingen werd geconstateerd na verkregen inlichting
van de Arbeidsinspectie. Dat bij het constateeren van over
tredingen soms de ongebaande weg moet worden bewandeld,
eene voor de politie onaangename werkzaamheid, is bekend
en duidelijk; zij kan zich daarbij niet voegen naar de wen-
schen van overtreders van verbodsbepalingen. Beide zaken
zijn voor het gerecht behandeld en ook daar is niet ge
bleken van eenig onrechtmatig optreden.
In tweeërlei opzicht wordt in het Centraal Rapport terug
gekomen op de zaak, die in den loop des jaars enkele ge
moederen in beroering scheen te brengen, n.l. het misver
stand, waardoor de sluiting werd aangezegd van een bal in
Concordia. Wat deze aangelegenheid aangaat, verwijst de
Burgemeester naar hetgeen door hem in de raadsvergade
ringen van 20 Maart 1922 (notulen bl. 143 e.v.) en 24 April
1922 (notulen bl. 217218) is gezegd. Niet alleen werd daar
uitvoerig de zaak toegelicht, bovendien werd in laatstbedoelde
vergadering medegedeeld, dat evenals andere raadsleden de