y6z 29 DECEMBER 1922. steller van de desbetreffende vraag in het begrootingsverslag ten volle inlichtingen zou kunnen verkrijgen in de burge meesterskamer over den inhoud der officieele rapporten, die volkomen onaantastbaar bleken te zijn. Het is bevreemdend, dat de steller der vraag acht maanden zijne nieuwsgierigheid naar ruimere informatie heeft bedwongen, terwijl uiteraard de mondelinge inlichtingen aan de hand der uitgebrachte rapporten inhoudrijker konden zijn dan een antwoord als thans wordt beoogd. In deze omstandigheid geeft de vraag aanleiding tot deze andere, of zij wel ernstig bedoeld is. Aan de objectiviteit van den steller der vraag mag te eer der getwijfeld worden, wijl de Concordia-aangelegenheid, op zich zelf zeer eenvoudig, van den aanvang af, naar steeds duidelijker gebleken is, mede heeft moeten strekken tot ver troebeling van politiezaken. Het zij hier genoeg af te schrij ven hetgeen d.d. 12 April 1922 door het bestuur van de afd. Breda van den Alg. Bond voor Politiepersoneel in Ne derland aan de afd. Amsterdam van dien Bond o.m, werd geschreven„Wat die laatste Concordiakwestie betreft, daar zit onze commissaris der afdeeling (volgt naam van agent van politie) als hoofdpersoon in". Dit is te vinden op bl. 35 van het verslag van het Congres van dien bond te Utrecht Juni 1922. Of het algemeen belang er mede gediend is, dat zoodanige vertroebeling wordt bevorderd, is eene vraag, die den steller van de quaestie ter beantwoording moge worden overgelaten. Bij evenbedoelde aangelegenheid is gebruik gemaakt van een op slinksche wijze verkregen rapport. In het verslag wordt gevraagd naar het resultaat van het onderzoek naar het wegraken van dit rapport. Deze zaak is in rechterlijke handen. Evengenoemd Congresverslag zoude inmiddels den steller der vraag aanleiding kunnen geven zich te wenden tot den heer C e r u 11 i, lid van den Breaaschen gemeente raad. Immers staat op bl. 29 van dat verslag te lezen (in een door den voorzitter van genoemden bond, den heer van Putten, gehouden rede) dat deze voorzitter een be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 762