7 66 29 DECEMBER 1922. schrijding van de politioneele bevoegdheid is aan te merken, en de bedrijver daarvan er met een berisping afkwam, ja zelfs zich zoo schuldbewust was, dat hij in zijn rapport om clementie vroeg, is het alleszins begrijpelijk, dat die Bond het verschil in strafmaat belichtte. Het is bevreemdend, zegt U, dat de steller van de vraag acht maanden zijn nieuwsgierigheid naar ruimere informatie bedwongen heeft en geen gebruik heeft gemaakt om in de burgemeesterskamer de volle inlichtingen betreffende die zaak en den inhoud der officieele rapporten te verkrijgen. Maar, Mijnheer de Voorzitter, dit is toch geen antwoord op een vraagMen gaat en dit is alleszins gerechtvaardigd in zoo'n zaak met een zeker vooroordeel naar de burgemeesterskamer, omdat bij ieder onzer de meening domineert eenzijdig te worden ingelicht. Dit is geen wan trouwen in het beleid van den Voorzitter, verre vandaar, doch dit is oorzaak, dat men gaarne bij zoo'n geruchtmakende zaak in openbare vergadering een afdoend antwoord krijgt.. Niet alleen bevredigt dit den Raad in meerdere mate, doch ook de bevolking, wier belangen wij hebben te behartigen. Het zij mij vergund op te merken, dat de houding van den Burgemeester in die zaak de juiste niet is geweest. De geheele Raad heeft vanaf het begin daarvan den indruk gekregen, dat hem ten aanzien van die Concordia-zaak iets werd ont houden. Ik ben ervan overtuigd de meening van vele raadsleden te vertolken, zoo ik thans aandring op een afdoend antwoord in die zaak het zal er niet weinig toe bijdragen, de atmosfeer te zuiveren, die deze kwestie alom in den lande heeft gewekt. U zegt in Uw rapport, dat die zaak mede tot strekking had de politie-aangelegenheid te vertroebelen. Neen, Mijnheer de Voorzitter, niets is minder waar. Alleen wekt vertroebeling Uw star standpunt in deze. Een groote groep van politiepersoneel ziet zich miskend. Van onderhandelingen over politievakaan gelegenheden met die menschen is geen sprake. Dat werkt vertroebelend. Stel, dat de grieven van die menschen onrecht vaardig zouden zijn, dan zou juist het bespreken daarvan in Uw kabinet verhelderend werken en zou veel verbetering in deze hebben gebracht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 766