29 DECEMBER 1922,
769
Nu ten aanzien van de bezuiniging. Wordt die ook voor
de politie doo-gevoerd, goed De grootste politie
organisatie te dezer stede zegt hiervan: „Waar bezuinigd kan
worden, moet het gebeuren. Ieder zal zich in dezen tijd moeten
versoberen, ook de politie wil in deze haar tol betalen."
Wanneer U echter maatregelen tot bezuiniging neemt, doe
dit dan niet alvorens de organisaties te hebben gehoord.
Zij, als menschen van de praktijk, zullen U zeggen op welk
een wijze er bezuinigd kan worden, hoe dit zoo economisch
mogelijk zal kunnen geschieden. Daarom, Mijnheer de Voor
zitter, doe ik een beroep op U als hoofd der Politie; hoor in deze
de hier bestaande politie-organisaties als gelijk-berechtigden.
Dan, en dan alleen, zal er een goede oplossing zijn te vinden.
Het korps is in den loop van 1922 met een agent verminderd,
terwijl dezer dagen opnieuw zoodanige vermindering plaats
vindt. Het is mij bekend, Mijnheer de Voorzitter, dat hier
ter stede groote waarde wordt gehecht aan het politie-diploma.
Nu bevreemdt het mij toch, dat één dezer dagen een agent
van politie (niet gediplomeerd) zijn vaste aanstelling kreeg,
terwijl ongeveer terzelfdertijd UzinspeelteropinUwMemorie
van Antwoord een gediplomeerden agent die vaste aan
stelling is onthouden en zijn ontslag is aangezegd. Zie, Mijn
heer de Voorzitter, met zoo'n on-economische bezuiniging
kan ik mij niet vereenigen. Dit brengt en zeer terecht
gisting onder het korps. Ik meen te weten, dat die gediplo
meerde agent van politie sympathiek tegenover de neutrale
organisatie stond hij was er echter geen lid van. Het zal,
Mijnheer de Voorzitter, dan ook geen verwondering baren,
dat de agenten van politie juist daarin de oorzaak zoeken
van 's-mans ontslag uit den politie-dienst.
Het is juist treffend, dat de vorige week de diensten weer
zoodanig zijn gewijzigd, dat de schijn is gewekt, als zou men
dit alleen hebben gedaan om daarmede de leden van de
neutrale organisatie te treffen. Wat toch is het geval Twee
agenten van politie, menschen met tien en meer dienstjaren
in het bezit van het diploma met aanteekening, die steeds