77 o 29 DECEMBER 1922. als oudsten naar den politiepost gingen, schijnen nu voor dien verantwoordelijken post niet meer in aanmerking te komen. Nu ziet men soms twee eerste-klasse-agenten gelijk" tijdig aan een politiepost dienst doen, terwijl in het andere geval drie tweede-klasse-agenten zelfs met een ongediplo meerde als verantwoordelijk posthuis-chef aan een andere post hun diensten verrichten. Zie, Mijnheer de Voorzitter, hiermede moet noodwendig de algemeene veiligheid in 't gedrang komen. Als dit het gevolg moet zijn van een conflict met een politie-organisatie, dan ziet het er voor de Bredasche bevolking treurig uit. Het kan niet uitblijven, dat, waar bekwame, zelfs gediplomeerde agenten worden ontheven, dit zich nood wendig op de Bredasche bevolking moet wreken en daarvoor is toch ons korps te duur. Ook zegt U in Uw Memorie van Antwoord, dai als ge volg van toegepaste bezuiniging een plaats van hoofdagent onvervuld is gelaten en dat als gevolg daarvan het aantal adjunct-inspecteurs niet kan worden verminderd. Mijnheer de Voorzitter, ook dit lijkt mij een verkeerde bezuiniging. De hoofdagenten van politie zijn menschen met een veeljarige practische ervaring, menschen, die den aard der bevolking kennen en bovendien ook zeer goed theoretisch zijn onder legd. Zij toch moeten, om tot hoofdagent te kunnen worden bevorderd, in het bezit zijn van het politie-diploma met aanteekening uitzonderingen daargelaten. Daar staat tegen over en de praktijk bewijst dit dat de adjunct-inspec teurs het Bredasche politie-korps meer beschouwen als een doorgangshuis. Mijn vraag is: als er bezuinigd moet worden, wie kunnen er dan het best gemist worden? Menschen met een veeljarige politie-ervaring (de hoofdagenten dus) of wel de adjunct-inspecteurs, die ons politie-korps beschouwen als een doorgangshuis? Behoeft dit laatste geen argumentatie, toch wil ik in dit verband even terugkomen op mijn betoog van zooeven, n.m. het constateeren van die overtreding in het bakkersbedrijf. U geeft in Uw Memorie van Antwoord toe, dat de beide gevallen in zake het optreden bij een der

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 770