77 2
29 DECEMBER 1922.
een gedeelte van den Zondag op bed en U, Mijnheer de
Voorzitter, zal dit toch niet als een vrijen dag aanmerken.
Bovendien is dit de groote rust bij de verwisseling van
ploegen, die zij op de twee daarop volgende Zondagen weer
moeten inhalen. Immers zij komen dan 's Zondagsnachts in
nachtdienst en blijven dit de geheele week tot den daarop
volgenden Zondagmorgen. Komen zij dan uit den nachtdienst,
dan moeten zij immers dienzelfden Zondag in middagdienst
(dienst van 311 uur) om den daarop volgenden Zondag
men verlaat dan den middagdienst Zaterdagavond om
11 uur weer ten zeven uur in vóórmiddagdienst te komen.
Zooals U dus bemerkt, Mijnheer de Voorzitter, zijn die men-
schen nimmer op Zondag vrij en is hun dienst nu niet zoo
aanlokkelijk als U het doet voorkomen. Daar die functiona
rissen zonder dat dit financiëele offers zal vragen
eveneens op tijd van een vrijen Zondag kunnen profiteeren
laat hen b.v. mede rouleeren in het dienstverband der
agenten doe ik in deze een beroep op U. Het spreek
woord zegt„Waar een wil is, is een weg". Bezwaren daar
tegen kunnen er mijns inziens niet zijn. Ook die grief kan
worden weggenomen, zonder dat zulks financiëele offers van
de Gemeente zal eischen.
Wat den gemeentelijken cursus betreft, moet ik opmerken,
dat Uw antwoord niet geheel juist is. U zegt toch, dat geen
der agenten van den zwemcursus wordt uitgesloten. „Een
ieder kan deelnemen aan den nuttigen gem. cursus, waarvan
het zwemmen mede een onderdeel is." Hierop kan ik ant
woorden, dat in het begin van den zomer door den In
specteur van dienst aan de agenten gevraagd is, wie of er
aan den zwemcursus wenschten deel te nemen. De leden
van den Neutralen Bond, die niet den cursus volgden in
politioneele kennis, uitgaande van de gemeente, mochten,
ondanks zij zich daarvoor hadden opgegeven, niet aan den
cursus voor zwemmen deelnemen. Ik laat dit, Mijnheer de
Voorzitter, te meer uitkomen, daar mij bekend is, dat agen
ten van politie geen leden van den Neutralen Bond