774
29 DECEMBER 1922.
de Voorzitter, of de cursus-Blaken burg eigenlijk geen
cursus is, doch alleen elkander behulpzaam zijn bij weder-
zijdsche studiën. Dit laatste moet ik nu ten eenenmale
ontkennen. Zelve is door mij een lesavond ten huize van
Blaken burg bijgewoond en met verbazing heb ik gecon
stateerd niet alleen de opoffering, welke hij zich voor zijn
minder goed onderlegde collega's getroost, maar ook de wijze,
waarop een en ander door de cursisten wordt gewaardeerd.
Een sprekend voorbeeld is wel het percentage geslaagden
voor het politiediploma van dien cursus. De resultaten van
dien cursus zijn zeer gunstig daarom, Mijnheer de Voorzitter,
had ik zoo gaarne een ander antwoord van U op die vraag
(subsidieering van dien cursus) gezien.
Aan het einde van mijn algemeene beschouwingen ten
aanzien van dit hoofdstuk gekomen zijnde, meen ik in dit
verband nog even de aandacht te moeten vragen en dit
past geheel in den trant van mijn betoog voor de wijze,
waarop de betrokken agenten van politie voor nietswaardige
feiten worden gestraft. Niet eens ten aanzien van een al of niet
terecht vermeende overtreding hoort men de agenten bij
strafoplegging. Eenvoudig wordt den menschen aangezegd,
waarmede zij gestraft zijn. Van behoorlijke verdediging is
geen sprake. De menschen moeten daarin maar gelaten
berusten. O ja, daar is voor de agenten bij strafoplegging
beroep open op den Burgemeester. Wat zijn echter de resul
taten Nog niet lang geleden is een agent van politie gestraft
met inhouding gedurende een maand van al zijn vrije dagen.
De vorige week werd een agent gestraft, omdat hij zich in
de kamer van den Commissaris begaf om een verzoek op
diens bureau te deponeeren iets wat reeds zeer dikwijls is
geschied, zonder dat daarvoor werd gestraft.
Ik zou zoo door kunnen gaan met het releveeren van
feiten. Zooals de toestand thans is, kan hij niet bestendigd
blijven. Vandaar dan ook, dat ik gemeend heb de navolgende
motie te moeten indienen
„De Raad in vergadering bijeen op 29 December 1922