30 December 1922.
(Voortzetting.)
Tegenwoordig mevr. J. M. NEVE-REINTjES en de heeren
A. C. KORTEWEG, TH. J. A. VAN DIJK, P. HAALMAN,
C. VAN ZWEDEN, W. J. H. EEBER, F. F. X. CERUTTI,
B. COHEN, J. LIJDSMAN, A. W. OOSTVOGELS. C. J.
KLUFT, H. J. MOLL, A. J. M. CLEMENT, W. J. A.
LOOMANS, J. M. MEIJVIS en A. SCHRAUWEN.
Afwezig: de heeren H. J. H. HORNIX, N. J. H. VAN
GROENENDAEL, C. TH. BOGMANS en M. W. MARTENS.
Eéne vacature.
Voorzitter de heer mr. dr. W. G. A. VAN SONSBEECK,
burgemeester.
Secretaris de heer H. H. JONKERGOUW.
De VOORZITTER opent de vergadering en deelt mede,
dat van de heeren Van Groenendael en Bogmans
bericht is ingekomen, dat zij verhinderd zijn deze vergadering
bij te wonen.
De VOORZITTER stelt alsnu aan de orde de voortzetting
der behandeling van de gemeente-begrooting voor het
dienstjaar 1923.
De heer MOLL zegt het volgende
Mijnheer de Voorzitter. Hoewel ik oorspronkelijk van plan
was, geen enkel woord over de politiezaak te spreken
voel ik mij echter genoodzaakt op dit besluit terug te komen.