77 8 30 DECEMBER 1922. Mijnheer de Voorzitter. Ook bij deze algemeene beschou wingen is er weer van verschillende zijden op gewezen, dat degenen, die buiten den Raad staan zich niet moeten be moeien met de zaken, die des Raads zijn, maar daar hebben af te blijven. Niet het minst is dit standpunt ingenomen door de S.D.A.P. en m.i. zeer terecht. Wat zien we echter nu gebeuren bij dit politie-debat? De heer Cohen hield gisteren een lange rede over de Bredasche politie-kwestie en diende bij die gelegenheid 2 moties in. Het moet nu toch maar eens in het openbaar gezegd worden, dat hier niet sprak het raadslid Cohen, maar hier sprak, Mijnheer de Voorzitter, de publieke tribuneDe geheele rede door den heer Cohen uitgesproken was een rede, geschreven door den ex-politie-agent Smits, hetgeen de heer Cohen zeer zeker niet zal ontkennen, daar hij mij dat reeds gisteravond heeft toegegeven. Mijnheer de Voorzitter, waar moet het heen, wanneer raadsleden hier zitten als spreekbuis der publieke tribune en welke waarde moet er gehecht worden aan een rede van iemand, die er de grootste belangen bij heeft om de Bredasche politie-zaak in zijn bela?ig zooveel mogelijk te vertroebelen en in zijn voordeel en het voordeel van den roodenpolitiebond uit te leggen Mijnheer de Voorzitter. Hiertoe moest de S.D.A.P. zich toch werkelijk niet leenen, zij blameert met een dergelijk optreden niet alleen haar eigen partij, maar doet de zaak der politie in het algemeen onnoemelijke schade. De heer Cohen zal toch met mij moeten constateeren, dat de afd. Breda van den Algemeenen Bond van Politie personeel op 't oogenblik smelt als een sneeuwbal in een voorjaarszonnetje. Dit kan ons natuurlijk alleen verheugen, daar de gelederen der Chr. en R.K. organisaties hierdoor worden versterkt en in deze organisaties de belangen van het politie-personeel veilig zijn. De heer Cohen herinnert met mij zich zeer zeker nog den tijd, dat een agent, die het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 778