780 30 DECEMBER 1922. en waarvoor hij den moed had zelfs een motie in te dienen, n.l. den cursus-B 1 aken b u rg. Eén ding heeft mij getroffen in de rede van den heer Cohen, waar hij zeide, dat hij den cursus had bijgewoond. Was de heer Cohen daar genoodigd of is hij zonder ge vraagd te zijn bij den heer Blakenburg binnengestapt? Ik zou U, Mijnheer de Voorzitter, willen vragen, hebt U wel eens een uitnoodiging ontvangen om dezen cursus bij te wonen, want ik meen toch, dat U nog altijd het hoofd is der Politie en niet de heer Cohen. Zoowel van den heer Cohen als van U, Mijnheer de Voorzitter, zou ik op deze vragen gaarne een antwoord ontvangen. De motie zelve, Mijnheer de Voorzitter, is een brutaal stukje. Ik zou den heer Cohen willen vragen, is dit een motie, die door Uwe partijgenooten wordt gedeeld of is deze motie van U persoonlijk. Ook hierop zou ik gaarne, een antwoord ontvangen. Mijnheer de Voorzitter, ik wil het hierbij laten tot ik een antwoord op mijne vragen van den heer Cohen heb ontvangen, om straks bij de replieken hierop nader terug te komen. Mijnheer de Voorzitter, ik sluit met een verklaring af te leggen, dat de geheele Roomsche fractie achter U staat in deze zaak en dat geen der beide moties behoeft te rekenen op ook maar één enkel stemmetje van een lid der R. K. Raadsfractie. De heer CERUTTI heelt bij de behandeling der gemeente- begrooting, zoowel in openbare vergadering als in de afdee- lingen, meermalen den indruk gekregen, vooral dit jaar, dat zij eenerzijds staat in het teeken van het loopen met den strooplepel en anderzijds om op smalende wijze de daden van het gemeentebestuur te bespreken. In het Centraal Rapport wordt hulde gebracht aan de politie, doch spreker vraagt zich af, hoe komen de leden aan al die gegevens. Zij moeten die toch ook hebben uit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 780