30 DECEMBER 1922. 791 een onderhoud bij spreker aangevraagd, hetgeen door hem is toegestaan. Bij die gelegenheid heeft de heer Van Putten medegedeeld, op welke wijze hij in het bezit is gekomen van het bewuste rapport. De Voorzitter had dus niet het recht om een dergelijk onderhoud „konkelen" te noemen. Wan neer een raadslid een ander raadslid of U het even onpar lementaire als beleedigende woord „konkelen" zou hebben toegevoegd, zou U met recht een dergelijk raadslid tot de orde roepen. U bezit het monopolie van spreken. Ik kan U dus niet tot de orde roepen en moet mij bepalen tot pro test. Maar ik ontzeg U het recht om mij op eene dergelijke ongemotiveerde wijze te bejegenen. De heer COHEN ontkent, dat de door hem voorgelezen redevoering is geschreven door den heer Smits. Dat de heer Haaiman instemt met het gezegde door den heer Moll, verwondert spreker niets. De heele fractie van rechts is erg in de nopjes, dat Haaiman uit de partij van de S. D. A. P. getreden is. Maar de heer Haaiman heeft dingen gezegd, die onwaar zijn hij heeft nagelaten de reden mede te deelen, waarom hij uit de partij getreden is. Niets is spr. meer lief, dan dat de Arbeidswet wordt nage leefd, maar het gaat hier om de manier waarop. Als de politie behoorlijk had aangeklopt en men had geweigerd op het eerste bevel open te doen, dan zou de zaak heel anders beoordeeld worden. De VOORZITTER zegt, dat bij hem geen enKele opmer king is ingekomen over het optreden der politie Daarom zou spreker er prijs op stellen te vernemen, van wie de heeren hun inlichtingen hebben. De heer COHEN meent, dat hij zulks niet behoeft te zeggen en dat de Voorzitter hem daartoe niet dwin gen kan. De VOORZITTER constateert dan, dat de heer Cohen het niet wenscht te zeggen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 791