30 DECEMBER 1922 793 De heer OOSTVOGELS kan er nog aan toevoegen, dat de geheele zaak in orde is gebracht door wijlen den inspecteur Wiel. De heer HAALMAN wijst erop, dat, zoolang de artikelen 190 en 191 der Gemeentewet luiden, zooals thans het geval is, er van eene behoorlijke rechtspositie voor het politie personeel geen sprake kan zijn. Inderdaad voldoen die arti kelen niet meer aan de eischen van den tegenwoordigen tijd. Het geval S m i t s-B 1 a k e n b u r g is door spreker indertijd met den Voorzitter persoonlijk besproken, bij welk onderhoud ook de heer Gruijs tegenwoordig was. Op de vraag, of er voor die menschen niets te doen zou zijn, antwoordde de Voorzitter, dat over Smits niet te praten viel en dat, zoo lang Blakenburg zich als reclamepop liet gebruiken voor den algemeenen politiebond, er van herstel in den vorigen rang toch zeker geen sprake kon zijn. In een later onderhoud met Blakenburg is hem toen het een en ander medege deeld, waarbij de heer Gr u ijs aan Blakenburg nog den raad gaf om ernstig over de zaak na te denken en de wenschen van het hoofd van politie op te volgen. De heer MOLL houdt vol, dat de redevoering van den heer Cohen is geschreven door Smits en dat de heer Cohen hier als diens spreekbuis optreedt. Wat de motie betreffende den cursus-B lakenburg aangaat, zou spr. wenschen te vernemen, of de geheele raadsfractie van de S. D. A. P. achter deze motie staat. Spreker stelt daar prijs op, omdat de S. D. A. P. steeds het particulier initiatief af breekt en alles van overheidswege wil geregeld zien. Nu we hier een overheidscursus hebben, die aan alle eischen beant woordt, verwondert het spreker, dat thans die cursus bestre den wordt en daarnaast aan het particulier initiatief de voorkeur wordt gegeven. De VOORZITTER neemt geen woord terug van het door hem gesprokene tot den heer Cerutti. De heer Cerutti

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1922 | | pagina 793