i6 MAART 1923. De heer SCHRAUWEN verklaart met deze mededeeling genoegen te nemen. Zonder hoofdelijke stemming wordt daarop be sloten de verdere behandeling van dit punt aan te houden. 13. Motie van het raadslid P. Haaiman, in zake hand having van de 45-urige arbeidsweek voor de werklieden in het continu-bedrijf. De VOORZITTER deelt mede, dat voor de niet-continu- arbeiders de rusttijden buiten de 48 uur vallen; deze worden dus betaald voor een zuiveren werktijd van 48 uur en niet naar den tijd, gedurende welken zij op het bedrijf zijn. Voor de continu-arbeiders vallen de rusttijden echter binnen den tijd gemiddeld 48 uur per week waarover hun loon wordt uitgekeerd. Hierdoor wordt reeds een verschil ver kregen grooter dan de heer Haaiman in zijn motie heeft voorgesteld. Misschien kan door deze mededeeling de afdoening der zaak worden bespoedigd. De heer HAALMAN dringt er na deze uiteenzetting van den Voorzitter toch op aan, dat de Raad zijn motie aanneemt. Dat de rusttijden binnen den werktijd vallen, is iets wat in het continu-bedrijf niet anders kan, daar de menschen soms 12 uur aan één stuk bij het bedrijf moeten zijn. Spr. wijst in dit verband op den dienstrooster, waaruit blijkt, dat het zelfs voorkomt, dat zij op één dag 18 uur moeten werken. Dit dienstrooster loopt over 21 weken; niemand kent te voren zijn werktijd. Hij vestigt ook de aan dacht op het feit, dat deze werklieden dag en nacht en op Zon- en feestdagen moeten werken en niet evenals andere gemeente-werklieden geregeld een vrijen Zondag hebben. Spr. gelooft niet, dat het zoo erg bezwaarlijk zal zijn aan zijn wensch te voldoen en dringt er nogmaals op aan, dat de Raad zijn motie aanneemt, opdat zij als leidraad zal kunnen dienen bij eventueele wijziging van het Werkliedenreglement.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 111