29 JANUARI 1923.
De heer HAALMAN vraagt den Raad vergunning om aan
het einde der vergadering te interpelieeren over het optreden
van de politie.
De VOORZITTER stelt voor, dit verzoek in te willigen.
Aldus wordt besloten.
De VOORZITTER deelt mede, dat van den heer Mar te n s
het bericht is ingekomen, dat hij verhinderd is, deze verga
dering bij te wonen.
Alsnu stelt de VOORZITTER aan de orde
1. Geloofsbrieven van het nieuwbenoemd raadslid, den
heer W. L. Kooperberg.
De VOORZITTER geeft in overweging, deze stukken ter
fine van onderzoek en rapport te stellen in handen eener
commissie van drie leden.
Hiertoe besloten zijnde en op verlangen van den
Raad, dat de Voorzitter deze commissieleden
zal aanwijzen, worden door hem als zoodanig benoemd
de heeren Cerutti, Schrauwen en van
Zweden.
Deze commissie zich tot dat doel verwijderd hebbende,
wordt de vergadering voor eenige oogenblikken geschorst.
Na heropening der vergadering, rapporteert de commissie,
bij monde van den heer Cerutti, dat de overgelegde
stukken in orde zijn bevonden, weshalve zij adviseert te be
sluiten tot toelating van den heer W. L. Kooperberg.
Niemand der leden hiertegen eenige bedenking
te kennen gevende, noch stemming verlangende,
wordt conform het rapport besloten om den heer
W. L. Kooperberg toe te laten als lid van den
Gemeenteraad..