ió MAART 1923.
T25
allerminst gebleken, dat het bezoek door de invoering der
verhoogde belasting afgenomen is.
Evenals in ons vorig prae-advies inzake het verzoek om
het voor alle openbare vermakelijkheden geldende belasting
percentage van 20 °/0 tot io°/o terug te voeren, achten wij
ook thans geenerlei termen aanwezig om in de tegenwoor
dige tijdsomstandigheden het hierbedoelde voorstel over te
nemen en tot verlaging dezer belasting te adviseeren.
De financieele zijde van het vraagstuk dient hierbij vooral
in het oog te worden gehouden.
Uit den hierbijgevoegden staat, welke de gemeente-ont
vanger ons deed toekomen, blijkt, dat door aanvaarding van
het voorstel van den heer Haaiman de fiscus ruim f 4000,
zou derven, eene som waarover niet te licht gedacht mag
worden.
Ten bate van de verlaging van eene zuivere weeldebelasting
zou derhalve het benoodigde bedrag der inkomstenbelasting
met evengenoemde som verhoogd dienen te worden.
Door bovenvermelden staat wordt tevens afdoende bestre
den de meermalen in deze verkondigde meening, dat de
hierbedoelde vermakelijkheden zich slechts zeer zelden voor
doen, zoodat vermindering dezer belasting niet van verre
strekking voor de gemeentekas zoude zijn.
Op grond van het bovenstaande meenen wij U dan ook
in ernstige overweging te moeten geven, het voorstel van
den heer Haaiman niet te willen aannemen".
De heer HAALMAN heeft met teleurstelling van dit prae-
advies kennis genomen, want de Bredasche vereenigingen
zouden met zijn voorstel ten zeerste zijn gebaat. Spr. komt
op tegen het argument, dat de belasting op openbare ver
makelijkheden een zuivere weeldebelasting zou zijn. Een
gepaste ontspanning mag men wel hebben, vooral in dezen
tijd van malaise: Ook met het tweede argument, dat de
fiscus bij aanvaarding van spr.'s voorstel ruim f 4000.
zou derven, kan spr. zich niet vereenigen. Is dat nu voor