2 MEI 1923.
14
het bepaalde bij art. 8 van het reglement van orde voor den
gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben gelegen en
hun bovendien in afschrift zijn toegezonden en vraagt, of
iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt, of
eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te brengen,
allereerst wat betreft de vergadering van 23 December 1922.
Dit niet het geval zijnde, worden de notulen van
voormelde vergadering onveranderd goedgekeurd en
vastgesteld.
Alsnu stelt de VOORZITTER aan de orde de vaststelling
der notulen van het verhandelde in de vergadering van 29
December 1922.
Niemand der leden hiertegen eenige bedenking
hebbende, worden voormelde notulen eveneens on
veranderd goedgekeurd en vastgesteld.
Vervolgens stelt de VOORZITTER aan de orde de vast
stelling der notulen van het verhandelde in de vergadering
van 30 December 1922.
De heer FEBER geeft in overweging om op bladz. 798,
3de regel van onder, tusschen de woorden „zijn" en „ver
zekerd", in te voegen het woordje niet.
De heer CERUTTI geeft in overweging om op bladz. 781,
I4den regel van onder, achter het woord „amateur-rechercheur",
te laten volgen „En om die reden heb ik aan U, mijnheer
„de Voorzitter, geen mededeeling ervan gedaan. Boven
dien, wanneer iemand uit Amsterdam op 18 April hier te
„Breda aan vijf of meer raadsleden is komen mededeelen
„de wijze, waarop een afschrift van het rapport is verkregen,
„dan klinkt het bijna ongelooflijk dat U, mijnheer de Voor
zitter, als hoofd van de politie tot op 30 December
„ruim 8 maanden nadien daarvan nog onkundig zijt
„gebleven".