144
2 MEI 1923.
Met inachtneming van vorenstaande bemerkingen
worden de notulen van voormelde vergadering goed
gekeurd en vastgesteld.
De notulen van het verhandelde in de vergadering van
29 Januari 1923 worden zonder eenige bedenking goedge
keurd en vastgesteld.
Thans stelt de VOORZITTER aan de orde
A. Ingekomen stukken.
De VOORZITTER vraagt of de Raad bereid is om vóór
de afhandeling der andere onderwerpen een punt te behan
delen, dat niet op de rondgezonden agenda voorkomt, doch
dat een aantal leden er heden wederom op wenschen te zien
gebracht blijkens hun schrijven aan den Raad. Het betreft
een aangelegenheid, welke den leden nog versch in het
geheugen ligt, n.l. de pensionneering der wethouders. Spr.
brengt in herinnering, dat in de vorige raadsvergadering een
ontwerp-verordening betreffende dit onderwerp, ingediend
door den heer van Groene ndael c.s. na gedeeltelijke
behandeling werd aangehouden tengevolge van het aannemen
van een amendement van den heer Haaiman. Bij dit
amendement, uit meer andere stukken opgedoken en strek
kende om artikel 7 van het ontwerp te doen vervallen, was
geenerlei inzicht gegeven aangaande mogelijke bezwaren en
de meerdere kosten, welke het met zich zoude brengen.
Teneinde een en ander te onderzoeken werd het ontwerp
niet verder in behandeling genomen. Den heer van Groe-
nendael is toen medegedeeld, dat dit punt, desgewenscht,
wederom ter tafel gebracht zou kunnen worden. Het aan
houden geschiedde geenszins om aldus te reageeren op een
genomen raadsbesluit. Wel moest worden onderzocht ol dit
raadsbesluit houdbaar was. Nu bereikte het College dezer
dagen een brief van den heer van Groenendael aan
den Raad, waarin namens zijn R.K. Raadsfractie het volgende