2 MEI 1923. 147 zich bewust is, dat Wethouders, die een groot deel van hun levensarbeid in dienst der gemeenschap gesteld hebben, aan spraak op pensionneering moeten kunnen doen gelden, kan echter met dit ontwerp, dat schatten geld kost, niet medegaan. Persoonlijk ziet spr. met innig leedwezen, hoe de voor stemmers van het amendement-H a a 1 m a n deze zijde ver laten en zich thans scharen aan de zijde der Sociaal-Demo cratische Arbeiderspartij, zich daarbij vertoonende in hunne ware gedaante bij het schudden aan den pruimeboom, plan tende naast het kruis de roode vaan. Immers, de voorstem mers van het amendement-H a a 1 m a n omhelzen thans het amendement-C o h e n in de hoop alzoo meer kans van slagen te hebben. Zelfs het Dagblad van Noord-brabant schreef, dat dit ontwerp te zeer vertroebeld was en gaf te verstaan, dat het beter ware, om dit ontwerp in een nieuwe, frissche atmospheer te doen behandelen. Ook dit was echter kloppen aan doovemansdeur. De buit moet worden binnen gehaald. Spr. zal verder niet in herhaling treden van hetgeen met klem van redenen hier in den Raad, in de pers en in het adres der 170 notabelen tegen dit ontwerp is aangevoerd, doch hij wil besluiten met de zinspreuk hen, die de goden verderven willen, slaan zij eerst met blindheid. Het lijkt spr. dan ook toe alsof de toorn der goden Breda aan het teisteren is. De heer COHEN is eenerzijds eenigszins verbaasd, ander zijds echter ook weer niet, dat de rechtsche fractie absoluut omgedraaid is. Spr. brengt in herinnering, dat hij in de commissie destijds het denkbeeld voorstond om een gewezen wethouder van af zijn veertigste levensjaar pensioen toe te kennen. De rechtsche fractie kon zich toen daarmede niet vereenigen. Nu zij echter bemerkt, dat het College niet accoord gaat met het amendement-H a a 1 m a n, kruipt zij in haar schulp en stapt in hetzelfde bootje, waarin spr. heeft gevaren. Spr. constateert, dat al die tijdverspilling derhalve overbodig is geweest. Spr. wil echter niet nalaten de recht sche fractie dank te zeggen voor het aan zijn voorstel ge hoor geven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 147