148 2 MEI 1923. De heer CERUTTI wijst er op, dat het begeleidend schrijven niet geheel duidelijk is, wanneer het spreekt van de R.K. Raadsfractie. Spr. merkt op, dat er twee zoodanige fracties zijn. Bedoeld is natuurlijk de R. K. Raadsfractie Recht en Orde. Spr. is van meening, dat door dit voorstel getracht wordt om Kampen de loef af te steken. Spr. gaat in het kort de geschiedenis van dit voorstel na. Eerst kwam de ontwerp verordening van het College. Daarop werd een commissie tot onderzoek en rapport ingesteld, welke op eenige punten tot overeenstemming geraakte, doch niet op de hoofdpunten, zooals ten aanzien van den leeftijd, waarop pensioen zal worden toegekend. Het eene commissielid wilde een leeftijds grens van 40 jaar, een ander wenschte daarentegen hiervoor een leeftijd van 65 jaar te stellen, terwijl het derde lid zich vereenigde met het desbetreffende voorstel van Burgemeester en Wethouders, volgens hetwelk tot het bereiken van den 5 i-jarigen leeftijd, de helft van het pensioen, waarop iemand aanspraak zou kunnen doen gelden, werd uitgekeerd en eerst na dien het geheele pensioen. Vervolgens verscheen het ontwerp van de R.K. Raadsfractie Recht en Orde, waarin bovenbedoeld voorstel van het College voorkwam. Bij de behandeling werd het amendement-H aal man aangenomen, waardoor elke leeftijdsgrens kwam te vervallen. De heele fractie Recht en Orde stemde vóór dit amendement, uitge zonderd de heer Lij ds man. De behandeling van het ont werp werd daarop stopgezet. Thans bereikt den Raad wederom een ontwerp van dezelfde fractie, waarin thans weer een leeftijdsgrens van veertig jaar wordt gesteld. Het socialistische voorstel wordt dus overgenomen. Een dergelijke loop van zaken wenscht spr. zot te noemen. De heer H o r n i x en spr. zijn voorstanders eener pensionneering vanaf het 65^ levensjaar. Spr. verklaart tegen dit ontwerp te zullen stemmen. De VOORZITTER zegt, dat de destijds ingediende amen dementen van de heeren C e r u 11 i en H o r n i x bij de behandeling van artikel 8 dezer verordening ter sprake gebracht kunnen worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 148