14
29 JANUARI 1923.
a. dat geen verandering worde gebracht in de
grenzen van het perceel
b. dat op de geheele open ruimte, op de tee-
kening in gele kleur aangegeven, niets worde
gebouwd of opgericht
c. dat de timmerfabriek, het pakhuis en de stal
niet van bestemming veranderen en nimmer
geheel of gedeeltelijk tot woning worden
ingericht of gebruikt;
d. dat ter voldoening aan art. 5 der woningwet
eene teekening, ingericht volgens art. 99 der
bouwverordening, aan Burgemeester en Wet
houders ter goedkeuring worde aangeboden;
e. dat, wanneer binnen zes maanden na de
dagteekening van dit besluit van de verleende
ontheffing geen gebruik is gemaakt, deze
geacht wordt niet te zijn verleend.
en onder bepaling, dat bij niet-vervulling van
een dezer voorwaarden de verleende uitzon
dering vervalt.
11. Beschouwingen van den wethouder voor sociale aan
gelegenheden, den heer H. J. Moll, in zake de bestrijding
der werkloosheid door het verleenen van subsidie aan in
dustrieën.
De VOORZITTER zegt, dat deze beschouwingen overeen
komstig de bedoeling van den opsteller, thans voor kennis
geving kunnen worden aangenomen. Wanneer naderhand
voorstellen te dezer zake den Raad zullen bereiken, zal er
tevens gelegenheid zijn om deze nota te behandelen.
De heer MEIJVIS vraagt, of het waar is dat, de verdere
verlenging van de steunregeling afhankelijk zou zijn van
het plan van den heer F e b e r.
De VOORZITTER zegt, dat volgens een logischen gang
van zaken, het vraagstuk van de steunregeling in de volgende